De Vluchteling

Willem Vermandere

Als ik ooit mijn huis moet verlaten

‘t ware schrikkelijk godgeklaagd

als de storm mijn muren zou kraken

ik van huis en erf wierd verjaagd

of geweun deur mensen verdreven

uit de burcht die ‘k zelf hè gebouwd

gedoemd om de rest van het leven

lijk nen dief te zijn uitgejouwd



Stel dat alles mij hier werd ontnomen

mijn tafel mijn stove mijn bed

da’k hier nooit nie meer binnen mag komen

da’k uit al mijn recht werd ontzet

van mijn vrouwe en kinders verbannen

zelfs mijn boeken verbrand op de grond

als duvels hier samen zou’n spannen

zelfs beroofd van ‘t woord uit mijn mond



Wat bleef er dan nog van mij over

van dien ‘tjoolder zonder dak

van die schooier schamel en pover

een verzonken verzopen wrak

wat was ik zonder mijn instrumenten

‘k was nen veugel zonder lied

zonder al mijn vertellementen

ach ik stierve van verdriet



Als ik ooit mijn dorp moet verlaten

van mijn huis en erf weggejaagd

als een storm mijn muren zou kraken

‘t ware schrikkelijk godgeklaagd