De Ballade Van Daniel

Willem Vermandere

In de jaren twintig dertig

Leefd’ alhier in ‘t vlakke land

Nen artist in hart en nieren

Nen kloeken telg van ‘t vlaanderland

Daniël kapte grote beelden in blanke marmer en graniet

Ie boetseerde en ie moeleerde

Nen handigeren duvel bestond er niet

Nen handigeren duvel bestond er niet



Maar wa wil ‘t volk van ‘t arm vlaanderen

Ne platte steen voor op zijn graf

Laat die artiesten maar creveren

Koop ze maar liever ne bedelstaf

Bie Permeke en bie Verschaeve

Verdiende Daniël dan zijn brood

Ie kneedde de klei tot Lieven Heren

Of ferme vrouwen, naakt en bloot

Ferme vrouwen, naakt en bloot



En een brood mag j’ iedereen geven

Maar nooit niemand geen slechte raad

Naar het oosten trok toen Daniël

Wist er van den Duits geen kwaad

En daar kapt’ ie en boetseerde

Naar ‘t antiek Griekse model

Germaanse helden en heldinnen

In een blinkend marmeren vel

In een blinkend marmeren vel



Ah, ik leefde in de wolken in Arno Brekers’ atelier

Ik heb met Goebbels nog pinten gedronken in een oud Berlijns cafe

Wist je dan echt niets van die wapens

En van de fuhrers duvels plan

En van die onschuldige jodenkinderen

Daniël, wist je daar echt niets van

Daniël, wist je daar echt niets van



Ah, ik wistte niets van Dachau en van Auschwitz al evenmin

Maar dan is mijn herte gebroken

Ben ik gestorven diep binnenin

Achter tralies he’k dan gezeten

Met mijnen honger en mijn groot verdriet

Naar Argentinië uitgeweken

Mijn vrouwe en mijn hope, met meer niet

Met mijn vrouwe en wat hope, met meer niet



Pottenbakker is ie daar geworden

In een nederig werkmanskleed

Om zijn ziele te doen genezen

Dag en nacht de klei gekneed

Daniël’s huis stond wagewijd open

Met arme luizen zijn brood gedeeld

En zo is daar ook den tijd verstreken

Den tijd die alle wonden heelt

Den tijd die alle wonden heelt