Woningnood

Boudewijn De Groot

De zee valt, de zee daalt en brandend rijst de zon omhoog

De wijk wordt gesaneerd en de huizen moeten plat

En de mensen staan te kijken en ze zeggen: "Zie je dat"

In die ouwe afbraakwoning woont toch nog een heel gezin

Stel je voor, zo'n vochtig huis, nou ja, wat zien ze daar nu in

Kijk, dat stel is amper twintig en die hebben al een kind

Nou, die denken zeker dat ze kunnen leven van de wind

En dan knikken ze tevreden, en dan gaan ze gauw naar huis

Naar hun baan en naar hun auto, naar de televisie thuis



Het waren slechte huizen en ze woonden clandestien

Ze hadden daar geen licht en ook geen water bovendien

Maar ze waren daar gelukkig met vier muren en een dak

Verder hadden ze aan luxe en aan dure meubels lak

Maar het huis moet afgebroken want er komt een groot kantoor

Het gezin staat nu op straat, maar ja, het geld gaat altijd voor

En dat kan je makk'lijk zeggen in je eigen mooie huis

Met je baan en met je auto, bij de televisie thuis



Ook al waren ze nu dakloos, 1 ding hadden ze geleerd

Om gewoon te mogen leven moet je eerst geregistreerd

Eerst een huis en dan pas trouwen, dus dan moet je een paar jaar

Enkel vriend'lijk en gelaten zitten kijken naar elkaar

Als je dan het wachten moe bent en er komt dan toch een kind

Moet je zien dat je dan zelf maar iets om in te wonen vindt

Want de mensen roepen: "Schande", en ze blijven veilig thuis

En bespreken de problemen op de televisiebuis



En 't gezin trekt dan weer verder naar een and're afbraakbuurt

En ze worden na een tijdje dan ook daar weer uitgestuurd

En sta je met je meubels en je kind dan weer op straat

Dan zal het niet veel helpen als je je beklagen gaat

Want als je dan die ambtenaren op de toestand wijst

Dan zeggen ze: "Het spijt me, u staat achter aan de lijst"

En dan denken ze tevreden aan hun eigen mooie huis

Aan hun baan en aan hun auto, aan de televisie thuis