Een Meisje Van 16

Boudewijn De Groot

Ze woonde in een villawijk

Haar ouders waren stinkend rijk

Toch was er niets meer dat haar bond

Ze gaf zich aan een vagebond

Die sprak van liefde 't oud verhaal

En zij geloofde 't allemaal

Zo ging ze weg ze nam niets mee

Alleen haar jeugd en het idee

Dat hij haar man was zij zijn vrouw

En het altijd zo blijven zou



refr.:

Arm kind

Zestien lentes zo pril

Ach wat lig je hier stil

Langs de kant van de weg



Ze trokken voort van stad tot stad

Omdat hij ruimte nodig had

Het zwerversleven was te zwaar

Niets voor een kind van zestien jaar

Haar liefde was haar levenslot

Ze ging er langzaam aan kapot

Ze kon de hartstocht niet weerstaan

Niet tot het einde verder gaan

Ze was geen kind maar ook geen vrouw

En wist niet wat er komen zou



refr.



Ze werd vermoeid zag bleek en vaal

Verloor haar jeugd haar ideaal

Alleen haar liefde bleef bestaan

Toen ging hij weg bij haar vandaan

Toch had ze weten kunnen dat

Hij niet genoeg aan liefde had

Dat op een dag hij weg zou zijn

En zij alleen met spijt en pijn

Dat hij zolang een meisje had

Als de stormwind speelt met een enkel blad



refr.