Zuiderzeeballade

Willy van Hemert

Opa, kijk ik vond op zolder,


een foto van een oude boot.


Is dat nog van voor de polder,


van die oude vissersvloot?


Jochie dat is een gelukkie,


ik was dat prentje jaren kwijt.


Ik heb nou weer een heel klein stukkie,


van die goeie ouwe tijd.


Daar is het water, daar is de haven,


waar je altijd horen kon: “We gaan aan boord.”


De voerman laat er nu paarden draven,


en aan de horizon, ligt Emmeloord.


Eens ging de zee hier tekeer,


maar die tijd komt niet meer.


Zuiderzee heet nu IJsselmeer.


Een tractor gaat er, nou greppels graven,


`k zie tot de horizon, geen schepen meer.


Kijk, die jonge man ben ikke.


Ja, ikke was de kapitein.


Hiero, en die grote dikke,


ja, dat moet malle Japie zijn.


Opa en die blonde jongen,


vooraan bij de fokkeschoot.


Opa, zeg nou wat, die jongen,


is je ome die is dood


In `t diepe water, ver van de haven,


in die novembernacht, voor twintig jaar.


Door `t brakke water, is hij begraven,


als ik nog even wacht, zien wij elkaar.


Toen ging de zee zo tekeer,


in een razend verweer.


Ongestraft slaat niemand haar neer.


Nu jaren later, hier paarden draven,


zie ik de hand en macht van onze Heer.


Waar is het water, waar is de haven?


waar je altijd horen kon: “We gaan aan boord.”


De voerman laat er nu paarden draven,


en aan de horizon, ligt Emmeloord.


Eens ging de zee hier tekeer,


maar die tijd komt niet meer.


`t Water ligt nou achter de dijk.


Waar eens de golven, het land bedolven,


golft nu een halmenzee