Iemand zei: “Dit is Annabel.
Ze moet nog naar het station.
Neem jij de wagen, dan haalt ze het wel.”
Ik zei: “Dat is goed” en ik, zo stom als ik kon.
We kwamen aan bij een leeg perron,
en ik zei: “Het zit je niet mee.”
Heel in de verte ging de laatste wagon,
en Annabel zei: “Okee, ik ga met je mee.”
En later lagen we samen,
zoals dat heet, een beetje moe maar voldaan.
Er kwam al licht door de ramen.
Ze zei: “Ik heb geen tijd voor ontbijt, ik moet gaan.”
Ik zei alleen nog: “Tot ziens, Annabel, ” en ik dacht: Ik zie jou nooit meer terug.
Ik dacht: Ik draai me om en slaap nog even door,
maar twee uur later was ik nog wakker, lag stil op mijn rug.
Refrein:
Annabel, het word niets zonder jou, Annabel.
Annabel, het word niets zonder jou, Annabel.
Zo bleef ik twee dagen liggen in bed.
Ik was totaal van de kaart.
Toen stond ik op, ik moest niet denken maar doen,
want zonder haar was ik geen stuiver meer waard.
Ik ging de stad door op zoek naar een glimp,
en ik dacht: Ik zie jou nooit meer terug.
Ik ging zelfs hardop praten in mezelf,
en iemand zei: “Je stond uren met je handen op de leuning van de brug.”
Refrein
En op een avond zag ik haar weer.
Ze stapte net op de tram.
Ze was nog mooier dan de vorige keer.
Ik riep haar naam en trapte hard op mijn rem.
Ik sprong de auto uit en greep haar vast.
Ze stond stil en keek om.
Ze keek me aan maar was nauwelijks verrast.
Ik zei: “Hé, waar moet je naartoe?”
Ze zei: “Naar het station.”
Ik bracht haar weg, ze kocht een kaartje Parijs.
Ik zei: “Ja, haal nog een erbij.”
De loketist gaf twee maal enkele reis en Annabel keek even opzij.
Ik zei: “Ik heb je gevonden vandaag, ik laat je nooit meer alleen.
Al reis je door naar Barcelona of Praag,
al reis je door naar het eind van de