man:
ik sleet mijn kinder jaren in u geborten stad, medogelos en onverwachts kwam oorlog op ons pad, Egytenaren overal wij werden weg gevoert u heeft dit zien gebeuren ik zie u bent geroert
jah ik ken u
ow ik ken u
toch was tot aan die morgen bevoorrecht ons bestaan in veiligheis en welde want mijn vader had een baan als raadsman van de vort ja wel dat zegt u iets misschien per slot bent u zijn dochter dat had ik zo gezien
ja ik ken u
oooowww ik ken u
aida:je weet te veel en ieder woord leid enkelt maar tot spijt ik ben een slaaf precies als jij we zijn ons leven kwijt
man: nooit zal ik laten varen zo min als u dat kunt dat srankje hoop op vrijheid dat het bange hart ons gunt.
aida: ik heb geen hoop je kent me niet je hebt me nooit gezien.
man: u blijft een konings dochter sta toe dat ik u dien
aida:niemand ken mij
man: ja ik ken u
aida: nieeemand kent mij
man: jah ik ken u oooww ik ken u